Rangen en standen door de eeuwen heen

Linieschip maakt zich gereed voor het gevecht, 11 juni 1666 (pentekening door Koos Hoogendijk, 1983).

'Je droeg wat je had, daar kwam het op neer'

Hoewel de Nederlandse Republiek in de 16e en 17e eeuw er een flinke marine op nahield, waren uniformen en rangonderscheidingstekens niet aanwezig. Vissers die zich bij de marine aansloten droegen stevige kleding, al voorbereid op de zware elementen op en van de zee, in tegenstelling tot de arme landarbeiders die vaak alleen wat vodden droegen.

‘Eenheid van tenue’ zoals dat vandaag de dag bij de marine normaal is, was in die tijd ook niet nodig. Hoewel er regelmatig strijd werd geleverd, waren entergevechten een zeldzaamheid. Als je alleen aan boord van je eigen schip bleef, was het niet nodig om door uniformen vriend van vijand te kunnen onderscheiden. De rangen en standen aan boord leerde je vanzelf. De man met de mooiste kleren was meestal de commandant. En omdat je was ingedeeld bij een kleine groep voor de bediening van de zeilen of het geschut, wist je snel wie jouw directe chef was.

Kapitein-ter-zee Baron Pieter Melvill van Carnbee (1743-1826). Tenue van een marineofficier in het laatste kwart van de 18e eeuw. (Olieverf op doek, toegeschreven aan A.C. Hauck. Collectie Instituut Collectie Nederland.)

Begin van het uniform

Het duurde tot de 2e helft van de 18e eeuw voordat uniforme kleding voor scheepsbemanningen werd ingevoerd. Eerst waren de officieren aan de beurt. Zij hadden vaak contact met hun reeds geüniformeerde collega’s van het landleger en dan stond het vreemd als je in je burgerkloffie kwam aanzetten. Hoe hoger de rang, hoe meer goud op het uniform zichtbaar was.

Dicipline

Voor manschappen werd aan het einde van de 18e eeuw een uniform ingevoerd. Dit droeg vooral bij aan discipline, orde en netheid. Ook was het een bescherming tegen de elementen van de zee. Bovendien konden op uniformen de rangen en standen relatief makkelijk zichtbaar gemaakt worden. Het was vooral handig als je buiten het eigen schip werd herkend aan je status.

Personeel van de Koninklijke marine in de serie "Nieuwe Kinderprenten". Anonieme kleurenlithografie, ca. 1850.

Onderscheid
moet er zijn

Bij de marine geldt ‘kleuren maken de man’. Hoe bonter of luxer de kleur, hoe hoger de status. Halverwege de 19e eeuw herkende je matrozen 3e klasse en 2e klasse aan geen of een rode onderscheidingstekens. Een korporaal had gele borduursels op de jas. Hogere onderofficieren hadden goudkleurige onderscheidingstekens. Was je schrijver, dan waren jouw borduursels en knopen zilverkleurig. Dit in tegenstelling tot de mannen in de nautische (en later technische) dienstvakken, die goudkleurige versierselen droegen.

Rangen 1916

Epauletten

Voor de officieren gold (en geldt nog steeds): ‘hoe meer goud, hoe hoger de rang’. Bij 19e-eeuwse ceremoniële tenues kon je de rang alleen aflezen aan de schouderbedekkingen, de epauletten. Eén enkele epaulet zonder draden voor de adjudant, beide schouders bedekt met epauletten met torsaden (fijne goud- of zilverdraden) en een zilveren ‘tong’ voor de Luitenant-ter-zee der 1e klasse, epauletten met zilversterren en bouillons (dikke gouddraden) voor de vlagofficieren.

Het is vandaag de dag een hele studie om alles uit elkaar te kunnen houden. Een ander verschil was zichtbaar tussen de zogenaamde ‘combattanten’ en ‘non-combattanten’. Zo hadden onder andere officieren van gezondheid en vlootgeestelijken lange tijd geen krul in het galon op de mouw, in tegenstelling tot de zeeofficieren en technici.

Rangen 1949

Verandering van een oorlog

Oorlog zorgt voor verandering en dat geldt ook voor de Nederlandse marine rangen en hun onderscheidingstekens. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren marine onderofficieren herkenbaar aan de zogenaamde bananenschillen op de mouweinden van hun jas. Na de oorlog droegen zij chevrons.

Korte tijd later verschenen de zogenaamde ‘halve’ galons in de officiersrangen na de introductie van de Luitenant-ter-zee der 2e klasse oudste categorie. En de vlagofficieren kregen er een rang bij, namelijk die van Commandeur.

Wat werd er met de komst van de marine Vrouwenafdeling (MARVA) gedaan? Onderscheid moest er zijn, geen zilver of goud, maar blauwe onderscheidingstekens voor de vrouwen.

Links de ‘eenvoudige‘ machinistensabel met gladde kling en roodkoperen gevestkorf, rechts de sierlijker ‘sabel LTZ’ met geëtste kling en vuurverguld gevest.

Meer goud

Onder invloed van de vermaatschappelijking van de marine verdween in de jaren ’70 een aantal kenmerkende stukjes onderscheid. De zilveren knopen en galons van de officieren van het korps administratie werden vervangen door goudkleurig materiaal. Datzelfde gold voor de MARVA’s. En ook de machinistensabel verdween. Die werd eerder uitgereikt aan de officieren van de marinestoomvaartdienst, nu kregen die een reguliere ‘sabel luitenant-ter-zee’.