Abraham Crijnssen

Technische feiten

  • Abraham Crijnssen is zowel een mijnenveger als mijnenlegger.
  • Indienststelling: 27 mei 1937. Uit dienst gesteld: 1961.
  • Bemanning: 45 bemanningsleden.
  • Lengte: 55,8 meter. Breedte: 7,8 meter.
  • Diepgang: 2,2 meter.
  • Snelheid: 15 mijl.
  • Bewapening: 1 kanon van 7,5 cm, 2 dubbelmitrailleurs van 12,7 mm.
  • Mijnen: 42 ‘model 1921’.
  • Dieptebommen: 2 afwerpgoten voor iedere 3 dieptebommen.

Een zoektocht naar bemanning

Na het rampzalige verloop van de Slag in de Javazee was er geen vertrouwen in een succesvolle ontsnapping, een deel van de bemanning wilde  dus niet uitwijken en hun gezin niet achterlaten.

Het ging vooral om onderofficieren en het overgrote deel van de Indische bemanningsleden. De commandant en de eerste officier van de Crijnssen gingen op zoektocht om bemanningsleden te ronselen die wel wilden uitwijken naar Australië. Wie wel en niet aan boord was is vandaag de dag nog altijd niet voor 100% opgehelderd.

Vreemde gasten waren een aap, een ziekenverpleegster en koopvaardijofficier Berend van Bon. Van Bon had net een filmcamera aangeschaft waarmee hij de vernieling van het Marine Etablissement Soerabaja had gefilmd. Ook filmde hij boord van de Crijnssen o.a. het verversen van de takkencamouflage.

De Crijnssen

Leven aan boord

Tijdens de oorlog werd de bemanning uitgebreid met extra kanonniers, seiners en telegrafisten. Het was passen en meten om iedereen te huisvesten. In het achterschip waren hutten voor de commandant, de officieren en onderofficieren. Voor in het schip waren twee verblijven voor de korporaals en manschappen. Zij sliepen in hangmatten die overdag werden opgeruimd om er banken en tafels neer te zetten.

Wist je dat?

Abraham Crijnssen een heel bijzonder toilet heeft? De Indische bemanningsleden deden hun behoefte terwijl ze gehurkt zaten met hun voeten op de bril! Ga maar eens kijken.

De zusterschepen bij elkaar

Tijd om te evacueren

Het bevel om te evacueren kwam van schout-bij-nacht Koenraad, de commandant maritieme middelen in Soerabaja.

De Crijnssen moest samen met de zusterschepen Jan van Amstel, Pieter de Bitter en Eland Dubois uitvaren. De commandant van de De Bitter weigerde en liet zijn schip opblazen in de haven. Hij is daarvoor later voor de krijgsraad gekomen. Van Miert (commandant van de Crijnssen) besloot zo min mogelijk bij daglicht te varen. Hij vertrok daarom later dan de Van Amstel en Dubois en zou deze schepen nooit meer ontmoeten. Zij werden namelijk op 8 maart bij het eiland Gili Radja verkend door een Japans vliegtuig.

Omdat de Eland Dubois problemen met de voortstuwing had (te weinig brandstof en lekke stoomleidingen) werd dit schip door de eigen bemanning tot zinken gebracht. De bemanning ging over op de Van Amstel, die vanaf dat moment ruim 80 bemanningsleden aan boord had. Even voor middernacht op 8 maart werd de van Amstel bij het eiland Kangean verkend door de Japanse torpedobootjager Arashio. In het daaropvolgende vuurgevecht werd de Van Amstel tot zinken gebracht. Tenminste 21 bemanningsleden kwamen daarbij om het leven.

Jan van Amstel en Pieter de Bitter

Eiland ontsnapt

Toen Nederlands-Indië werd bezet door de Japanners besloot commandant Anthonie van Miert op een ander moment te ontsnappen. Hij was niet van plan om in de handen van de vijand te vallen en probeerde Australië te bereiken. Op 6 maart 1942 werd de ontsnappingspoging ingezet. Elf officieren, 48 schepelingen en een verpleegster begonnen aan dit avontuur.

 

’s Nachts werd gevaren en overdag lagen zij ten anker voor de kust. De camouflage die werd gebruikt werd meerdere malen ververst.

In de nacht van 9 op 10 maart bereikte het ‘varende eiland’ de Indische Oceaan en op 15 maart meerde het schip af bij Geraldton in Australië.